woensdag 11 september 2013

Zes generaties Witte
(uitkomend bij ‘de minister')

Generatie 1: Zeeman (uit Frankrijk?) trouwt Texelse vrouw
De stamboom van de familie Witte, uitkomend bij Cornelis Dirkszn. bijgenaamd ‘de minister',  begint bij het huwelijk in 1730 van Pietje Sieuwersd. Kuijper uit Den Hoorn met Frans Franszn. Watté.

Van Pietje weten we dat zij op 22 april 1701 katholiek werd gedoopt in Den Hoorn - ze kwam uit een gezin met acht kinderen - en op 80-jarige leeftijd overlijdt, ook in Den Hoorn. Haar ouders woonden op Diek 20[1]. Frans werd waarschijnlijk rond 1700 geboren en overleed ‘in het harnas' in 1752.

Er wordt wel gezegd dat Frans van Franse afkomst is; zijn achternaam doet dat vermoeden. Zijn voornaam Frans Fransz. werkte de aanname in de hand. Aan zijn mogelijk Franse afkomst wordt door zijn nazaat Reijer (zoon van Jan Piet) gerefereerd in een geschiedsgedicht (waarbij hij zich overigens één generatie vergist):

Het was noch in de Franse tyd
Zoo als my vader my heeft gezyd
Toen leefde aan de Hooren
Een echtpaar voor elkaar geboren
Het was grootvader Jan en Grootmoe Griet
De grootouwders van vader Jan Piet
En zoo hy my heeft gezyd
Was Grootvader van Franse Nasieonaletyd
[2]
Hy had van vechten gouw de brui
En dook hier onder by gegoede lui
Het was ongeveer zeventien tachtig
Toen trouwd zy, en hun nakomelingschap was machtig

Frans, die de naam Witte (een verbastering van Watté) naar het eiland bracht, werd uiteindelijk grootschipper. Dat hield in dat hij lid was van het Groot Schuitenvoerdersgilde en gezagvoerder was op een zeeschip; hij was gedurende zijn leven schipper op meerdere schepen, in ieder geval op de ‘Boomhouder Galey', een 3 Mast Hoeker.[3] In opdracht van kooplieden voer hij met een bemanning van tien tot achttien koppen naar landen als Engeland en Frankrijk, mogelijk ook  verder naar het zuiden en rond de Oostzee. Grootschippers verdienden redelijk tot goed en behoorden tot de hogere lagen van de samenleving[4].  Hij was bij zijn huwelijk dus een goede partij voor de toen al 29-jarige Pietje. 

De Boomhouder Galey lijdt op 25 december 1752, op de terugweg van Berbice (Brits Guyana), schipbreuk in het Nauw van Calais bij South Foreland, Engeland. Het schip, geladen met koffie en suiker en op weg naar Amsterdam, gaat verloren. Twaalf bemanningsleden overleefden de schipbreuk, helaas verdrinkt de schipper[5].

Generatie 2: zoon van schipper wordt boer
Pietje en Frans krijgen twee zoons:  Michiel en Jan. Michiel (1732 - 1786) trad in de voetsporen van zijn vader: hij werd kapitein op een koopvaardijschip. Michiel is de voorvader van Engel Mathilde, de vrouw met wie Cornelis ‘de minister' zo'n 170 jaar later zal trouwen. We volgen de genealogische lijn verder via de tweede zoon, Jan, die werd gedoopt op 3 juni 1735 en overleed in 1803. Jan's leven speelde zich af in Den Hoorn, waar hij volgens één bron op maar liefst acht verschillende adressen woonde: Diek 9, 10, 12, 13, 17, 21, 24 en 33[6] . Diek 21 heeft hij zelf laten bouwen. Hij woonde er met Grietje Dirksd. Zijm,  met wie hij in 1763 trouwde. Grietje werd in 1737 in Zuid Haffel geboren en overleed in 1825 in Den Hoorn. Jan verdiende uiteindelijk de kost als eigenaar van/boer op de boerderij De Oude Hoorn, Stolpweg 43.  Als buurtheer van de Diek was hij onder andere verantwoordelijk voor het onderhoud van de twee Hoornder brandkolken[7]. Samen met Grietje kreeg hij zeven kinderen. Na zijn overlijden beheerde Grietje het bedrijf dat ze samen hadden opgebouwd. Ze bleef wonen op Diek 21.

Generatie 3: de Kuiper Witte
Het middelste kind van Jan en Grietje was Pieter, geboren op 5 augustus 1770 in Den Hoorn, overleden op 13 maart 1821, 50 jaar oud). Pieter heette Pieter Janszn. de Kuiper Witte[8]. ‘De Kuiper' refereert aan de familienaam van zijn grootmoeder. Ook Pieter was boer. Hij trouwt in 1804 met Diewertje Dirksd Dijt (1780 - 1829 en woont met haar op de boerderij Diek 10 in Den Hoorn (eigendom van de familie Smit). Ze krijgen acht kinderen. De eerste twee zoontjes leven slechts twee, resp één jaar. Ze heten beiden Jan Pietersz. Witte. Als na drie dochters weer een zoon wordt geboren, heet deze opnieuw Jan, roepnaam Jan Piet. Als Diewertje in 1821 weduwe wordt[9], koopt zij Maria’s hoeve aan de Westerweg 47 en gaat daar wonen met haar vier nog levende kinderen.  Jan Piet doet er als 19-jarige de bedrijfsvoering. Op zijn 25e trouwt hij, en draagt de bedrijfsvoering van Maria’s-hoeve over aan zijn broer Dirk.
Dirk blijft op Maria’s-hoeve wonen, maar koopt in 1861 Sonja aan Westerweg 50[10].

Generatie 4: boer met zakentalent en 21 kinderen
Jan Piet, geboren in 1810, bewijst uit stevig hout te zijn gesneden. Hij wordt 94 jaar en overleeft vier echtgenotes, met wie hij in totaal 21 kinderen krijgt. Zijn eerste vrouw is Guurtje Zijm, die in april 1836 in het kraambed sterft op Diek 10. Anderhalf jaar later treedt Jan Piet, weduwnaar met een zoontje, in het huwelijk met Antje IJsbrandsd. Metselaar.  Tussen haar 23e en 44e jaar (ze overlijdt in 1858), baart zij tien kinderen.
Jan vindt na het overlijden van Antje binnen een half jaar opnieuw een vrouw, met wie hij drie kinderen krijgt, waarvan er slechts één kind blijft leven. Deze vrouw, Antje Jacobsd. Huisman, overlijdt in 1864, slechts 25 jaar oud op Hermanshoeve aan de Rozendijk. Nog dat zelfde jaar trouwde hij met zijn vierde en laatste vrouw,  Neeltje Dijt, met wie hij nog eens zeven kinderen kreeg. Neeltje overlijdt op 46-jarihge leeftijd in Everstekoog.
Jan Piet was grootgrondbezitter en veehouder[11]

Generatie 5: de ouders van ‘de minister' maken landbouwcrisis mee
Het tweede kind van Jan Piet en Antje is Dirk Jan Pietz. (1840  - 1887). Hij werd geboren op Diek 10 en woonde in Eierland op Blandenberg. Als beroep staat genoteerd: landman en veehouder. Hij trouwde in 1864 met Antje Tijsd. Zijm (1839u - 1902). Ze kregen acht kinderen. Nummer zes was een jongetje dat in 1873 ter wereld kwam in Eierland: Cornelis Dirksz., in zijn  volwassen leven ook wel ‘de minister' genoemd.

Generatie 6:  Cornelis (de minister) wordt middenstander
Cornelis (de minister) heeft de rijkdom van zijn grootvader nog bewust meegemaakt, maar ook de neergang van het ‘imperium', in de jaren dat het hele eiland leed onder de landbouwcrisis. De rijkdom ging op in rook. Als jongeman bezat Cornelis geld noch goederen, maar wel een goed verstand, twee handen, twee onvermoeibare benen en ondernemerszin.
De moeder van Cornelis overlijdt in 1902, en het gezin valt definitief uit elkaar. Cornelis heeft zijn oog laten vallen op de jonge Engel Mathilda Fransd. Witte (geboren in 1882, overleden in 1962) van Bloem en Bosch op het Gerritslanderdijkje. Zij trouwen in 1903 en wonen de eerste jaren in de Nieuwstraat (ook Hollebol geheten, nu de Burgwal).  Het grootste deel van hun leven woonden ze echter in de Warmoesstraat, achter en naast de Kleine Bazar, op nr 3.
Samen kregen Cornelis en Engel Mathilda tien kinderen, waarvan het oudste kind (de eerste Dirk) jong overleed. De anderen groeiden op tot onze ouders, ooms en tantes.
Cornelis overlijdt in 1961, op 88-jarige leeftijd, in het huis op de Hollewal, waar hij vanaf 1950 woont met zijn vrouw en dochters Cornelia en Agaath.



De stamboom van Engel Mathilda

Generatie 2: zoon treedt in voetstappen vader
Michiel Fransz. Witte (1732 - 1786), de eerste zoon van Frans Watté, voer als kapitein op de 3 mast hoeker ‘Vrouwe Maria Anthonia' op de koopvaardijroute Amsterdam - Middellandse Zee.
In 1764 staat hij bekend als inwoner van Amsterdam, wat hem niet heeft belet in 1751 te trouwen met de Texelse Antje Dirksd Dijt (1732 - 1789). Antje ia geboren in De Westen, Driehuizen 19[12]. Samen krijgen ze zeven kinderen. De stamboom van oma Witte verloopt via het zevende kind, dat in 1774 wordt geboren als Frans Michielz. Witte (de Wit); de tweede zoon met deze naam - zijn oudere broertje werd slechts drie jaar oud en overleed in 1772.

Generatie 3: Van Amsterdam naar Texel
Deze Frans werd als enige van de kinderen uit dit gezin gedoopt in Amsterdam. In 1789 (15 jaar oud) staat hij geregistreerd als landbouwer op Driehuizen. Hij trouwt met Martje Gerritsd Dijt (1774 - 1811). Hij is eigenaar/bewoner van Groenendaal, Westerweg 74. Met haar krijgt hij zes kinderen. Als het jongste kind vier jaar is, overlijdt zij. Daarna huwt Frans nog twee maal en krijgt nog eens zes kinderen van zijn derde vrouw.  In 1842 overlijdt hij in de Westen.

Generatie 4:  twee erfenissen
Het zesde kind van Frans en Martje heet Michiel Fransz. Witte (De Wit). Hij wordt geboren in 1807, als tweelingbroer van Cornelis. Hij trouwt met Martje Hendriksd. Spigt, geboren in 1808[13]. Ze wonen op Groenendaal, Westerweg 74. Groenendaal was sinds de bouw in 1670 in het bezit van de familie Dijt; bij een boedelscheiding erft Michiel (zijn moeder was Martje Dijt) de boerenplaats[14].  In 1843 erft hij ook De Westen, Driehuizen 15, dat hij binnen een jaar weer verkoopt.
Samen krijgen Michiel en Martje negen kinderen, maar ook in dit gezin wordt niet elke kind volwassen. De eerste zoon, Michiel, wordt slechts zes jaar oud.  In 1845 wordt een jongen geboren, die opnieuw wordt vernoemd naar zijn grootvader. Deze Frans Michielz. is de vader van oma Witte.

Generatie 5: ouders van oma zijn pachters
Frans Michielz. verdient de kost als veehouder en arbeider en trouwt in 1875 met Cornelia (Neeltje) Gerritsd. Schrama.  Zij pachten achtereenvolgens een aantal boerderijen.  Ze beginnen in ‘Sonja' Westerweg 50 en verhuizen in 1878 naar Huis Frans aan de Maaikeduinweg 19. vanaf 1889 wonen ze op de boerenplaats Bute Strend (Nesweg 14), ook wel De Nes genoemd[15]. In 1897 verhuizen ze naar Bloem en Bosch, Gerritslanderdijkje 2. In 1912 verhuizen zij naar de boerderij Noord Haffel (Pontweg 77) en in 1915 naar de boerderij op Molenstraat 77. In 1914 heeft Cornelis ‘de minister' daar een stukje land plus schuur gekocht. Het is goed mogelijk dat hij dit heeft gedaan om zijn schoonouders een handje te helpen. Daar, op de hoek van de Molenstraat en de toen nog onverharde weg (later Beatrixlaan geheten), woonden ze met hun ongehuwde zoon Gerrit. Op de plek van het boerderijtje staan nu Beatrixlaan 16 en 18.
Frans en Neeltje krijgen acht kinderen. Engel Mathilda is de vijfde en wordt in 1882 geboren. Op de geboorteaangifte staat  de Nes[16]. Haar ouders overlijden beiden op respectabele leeftijd in 1925, in Den Burg.

Generatie 6
Op 20-jarige leeftijd trouwt Engel Mathilda met de boerenzoon en startende ondernemer Cornelis Dirkz. Witte, ook wel ‘de minister’ genoemd.  Engel Mathilda overlijdt in 1962, op 80-jarige leeftijd, in het huis aan de Hollewal waar zij werd verzorgd door haar dochters Cornelia en Agaath.






[1]   Boerderijboeken, 1030L
[2]   hier vergist Reijer zich één generatie: hij bedoelt overgrootvader
[3]   Genealogieonline.nl
[4]   Bron: Wikipedia.
[5]   Genealogieonline.nl / Amsterdamsche Courant 11 januari 1753
[6]   Genealogieonline.nl
[7]   Boederijenboek 1030L. Een foto van Diek 21 staat op pagina 1031
[8]   De Kuiper was een bijnaam, die refereerde aan de familienaam van grootmoeder Pietje.
[9]   Als weduwe zit Diewertje niet stil. In 1823 bezit zij vijf koeien, een schet en 30 schapen. Twee jaar later heeft zij drie koeien, 75 schapen en een paard.
[10]   Boerderijenboeken 987L
[11]   Volgens de veetelling van 1857 bezat Jan Piet drie ruinen en een veulen, vijf ossen, vier koeien, twaalf kalveren en een stier, en 242 schapen die hij liet grazen op eigen landerijen. Bron: Boerderijenboek deel 2, pag 578. Op het hoogtepunt van zijn rijkdom bezit hij vijf boerenplaatsen tegelijk.
[12]   Boerderijenboeken 675L77
[13]   Volgens boerderijboek, pag 995, werd zij geboren in 1810
[14]   In november 1940 brandt Groenendaal af.
[15]   Een verwarrende naam, omdat op Nesweg 10 ook een boerenplaats stond met de naam  De Nes.
[16]   Volgens het geboortebewijs is oma Witte op De Nes geboren. De jaartallen kloppen echter niet. Volgens het Boerderijenboek woonde het gezin in 1882 in Huis Frans.